Mogen wij u opnemen in ons bestand? Meld je hier aan.
zoeken

Aanmelden voor

Terugblik ‘Van inspiratie naar impact’: impactsessies

Aanmelden voor

Terugblik ‘Van inspiratie naar impact’: impactsessies

Terugblik ‘Van inspiratie naar impact’: impactsessies

Op het event ‘Van inspiratie naar impact' van TKI Dinalog en Topsector Logistiek (4 juli) organiseerden wij verschillende impactsessies. In deze sessies deelden we de geleerde lessen uit de Living Labs van het programma Mobiele Werktuigen en Bouwlogistiek (MWB)

24 juli 2024

Leestijd ± 10 minuten

Geleerde lessen kennis- en innovatieprogramma

Praktische handreikingen

Eén van de doelen van het programma MWB is de geleerde lessen uit de verschillende Living Labs op een centrale plek te verzamelen en te vertalen naar praktische handreikingen en instructiemateriaal voor de sector, om opschaling te bevorderen. Tijdens deze prestentatie gaan Ragnar Klabbers, senior consultant bij Districon, en Sven Markus, kenniscoördinator bij Topsector Logistiek, dieper in op de ‘lessons learned’ die bij de Living Labs zijn opgehaald.

Ragnar Klabbers

Doordachte keuzes noodzakelijk

De eerste stelling die in beeld verschijnt, stelt dat een bouwhub bouwlogistieke kilometers bespaart. Na enige interactie met de zaal volgt de conclusie dat als je alleen een schakel toevoegt aan de bouwlogistieke keten, je geen kilometers bespaard. De winst van een bouwhub zit hem in het slimmer in kunnen richten van het bouwproces en de logistiek naar de bouwplaats toe. Als je dat doet, kun je kilometers besparen. De besparing komt dus niet zomaar aanwaaien; je moet er wat voor doen. “Het is belangrijk om van tevoren vast te stellen wat het doel van de bouwhub moet zijn”, stelt Ragnar. “Gaat het bijvoorbeeld om minder hinder, minder uitstoot of een hogere efficiency? Ook de locatie is essentieel; als die verkeerd is gekozen, nemen het aantal kilometers en de uitstoot alleen maar toe. Een goede locatie bevindt zich aan de rand van de stad, bij voorkeur op een industrieterrein, niet te ver van de bouwplaats en is goed bereikbaar over de weg en waar mogelijk het water.”

Sven Markus

Geleerde lessen

Uit het verhaal blijkt aansluitend dat bij de Bossche Bouwhub vier belangrijke lessen zijn geleerd. Ragnar: “Ten eerste: stel je huidige en toekomstige proces vast. Onderzoek wat er écht gebeurt. Verifieer wat je denkt dat er in het proces gebeurt met de praktijk. Hoe lang duurt het bijvoorbeeld echt om je vrachtwagen te lossen? En komt dat overeen met de tijd die je daarvoor dacht nodig te hebben? Les twee: bepaal wie de ketenbeheerder wordt: de logistiek dienstverlener, leverancier of aannemer? Alle opties hebben voor- en nadelen. Maak een bewuste keuze, want die keuze verhoogt de afhankelijkheid van die partij. De derde les: bewandel het juiste opschaalpad, dat bij het doel van jouw hub past. Ga je opschalen in volume of in leveranciers? Bij volume dalen vooral de kosten snel, maar de emissies minder snel. Bij leveranciers is het precies andersom. En tenslotte les vier: werk toe naar een ideaalmodel en blijf steeds verder verbeteren.”
Aansluitend worden de belangrijkste ‘do’s en don’ts’ besproken. Wat je vooral wel moet doen: functies van een bouwhub afstemmen op je doel, een passende samenwerkingsvorm kiezen en een logistiek plan maken. Vermijd daarentegen de bouwhub te zien als een oplossing voor alles, het alleen als een kostenpost te beschouwen of de bouwhub te beperken tot één project.

Gebiedsgerichte aanpak

Een bouwplaats goed organiseren is één ding, maar je hebt ook áltijd te maken met de effecten van de omgeving. Je kan je zaken zelf nog zo goed op orde hebben, als de buren dat niet hebben, dan ondervind je daar veel nadeel van. “Het is heel belangrijk niet alleen naar je eigen project te kijken, maar naar de hele regio waarin je werkt”, aldus Sven. “Kijk bijvoorbeeld maar naar Katendrecht. Op dat schiereiland vinden veel bouwprojecten plaats, maar er zijn maar twee toegangswegen. Je moet dus wel gezamenlijk aan de slag, anders weet je zeker dat het vastloopt. Een gebiedsgerichte aanpak is onmisbaar. De gemeente moet daarin het voortouw nemen: die hebben sturingsmogelijkheden en handelingsperspectief. We hebben die uitgewerkt en gaan die in het komende programma ook bij een aantal andere gemeenten toetsen. Mensen die hier meer over willen weten, kunnen deelnemen aan het webinar dat we hierover aanbieden op 25 september aanstaande.”

Wil je meer over dit webinar weten, stuur dan een mail naar Sven.Markus@TopsectorLogistiek.nl, dan word je op de hoogte gehouden.


Ketenregie en bouwlogistieke control-towers

Verbeterde ketensamenwerking

Siem van Merriënboer, senior consultant bij TNO, schetste om te beginnen de situatie: control-towers beloven grote voordelen in de bouwsector door verbeterde ketensamenwerking, maar zijn tot op heden nog steeds niet gerealiseerd. Dat was de aanleiding om daar samen met een groot aantal partijen (aannemers, gemeenten en kennisinstituten) verandering in te brengen. Het doel van het project: een basis creëren voor bouwlogistieke control-towers (CLCT) door een generiek functioneel ontwerp van zowel een strategische als een operationele CLCT, en door de toepassing van CLCT in de bouwsector te stimuleren door een actieplan voor implementatie en een roadmap voor opschaling te realiseren.

Onderscheid in CLCT’s

Siem: “Een CLCT is feitelijk een informatiesysteem dat de ketenregie over de bouwlogistiek ondersteunt. Daarbij is er een onderscheid tussen gebiedsgerichte versus projectgedreven CLCT’s en tussen strategische versus operationele CLCT’s.
We zijn bij twee projecten aan de slag gegaan. Bij een casus in Amsterdam was het doel de transportbewegingen van het programma bruggen en kademuren te verminderen, door over verschillende bouwprojecten strategische en operationele CLCT’s toe te passen. In het Living Lab Katendrecht, waar voor de herontwikkeling veel nieuwbouwprojecten tegelijkertijd gaande zijn, werd een strategische CLCT toegepast over een stadsgebied. In eerste instantie hebben we met onze partners de specifieke CLCT-toepassingen verkend, waarna we op basis van de wensen en eisen een generiek functioneel ontwerp zijn gaan ontwikkelen.”

Siem van Merriënboer

Geleerde lessen

“In de praktijk blijkt de behoefte aan controle en regie over bouwlogistieke stromen op strategisch niveau in een stadsgebied primair bij de gemeente te liggen en zich te richten op overlast verminderen. In deze situatie is het logisch dat de gemeente ketenregisseur is. Onder voorwaarden is een gebiedsgerichte, projectoverstijgende CLCT haalbaar.
Gaat het echter om logistieke stromen op operationeel niveau, dan zijn het vooral de marktpartijen die behoefte hebben aan controle en regie. De vele stakeholders en het gebrek aan een logische ketenregisseur maken een gebiedsgerichte en projectoverstijgende CLCT vooralsnog echter lastig. De grootste kans van slagen voor een operationele CLCT ligt op individuele projectspecifieke toepassingen.”

Digital twins

Een logische vervolgstap op dit project is gezet in het TKI-project LOKET. Daarin wordt onderzocht welke rol ‘digital twins’ [virtuele representatie] kunnen vervullen voor verschillende vormen van ketenregie, gebaseerd op de beschikbaarheid en het gebruik van (real-time) data uit de bouw en de bouwlogistieke keten. “In drie verschillende cases kijken we hoe we met ‘digital twins’ kunnen voorspellen, simuleren en monitoren. De ervaringen die we hier opdoen, helpen ons tot goede control towers te komen. De control tower is daarbij een aanvulling op praktische bouwlogistieke maatregelen, zoals een bouwhub. Zo realiseer je een hoger rendement.”


Logistieke emissiedata en Supply Chain Portal Bouwlogistiek

Koppeling emissies en Supply Chain Portal

“We zijn ooit met de Supply Chain Portal begonnen om ons logistieke proces te ondersteunen en inzicht te krijgen in de keten”, aldus Nikki Pije, senior adviseur bouwlogistiek bij Heijmans. “Het is een uniform systeem dat bedrijfsbreed kan worden ingezet op verschillende typen projecten en geeft ons inzicht in logistieke data, zoals leveringen en retouren.
Nu het wettelijk verplicht wordt emissiedata te registeren, bijvoorbeeld voor CSRD, wilden we een volgende stap zetten en kijken hoe we emissiedata aan de supply chain software konden koppelen.”

Maximale output

“Tijdens onze deelname aan het Living Lab van de Topsector hebben we daarom geanalyseerd welke datavelden nodig zijn voor sluitende emissierapportages en onderzocht hoe we met minimale inspanning tot maximale output konden komen. Zo kunnen we in de keten echt impact maken en daarnaast het mkb inspireren.
Het Living Lab heeft ervoor gezorgd dat we een volgende stap konden zetten: van een onderbuikgevoel naar concrete uitstootdata. Dat geeft ons ook inzicht in de verbetermogelijkheden en helpt ook bij de planning; we hebben door het gebruik van dit portal minder wachttijden en faalkosten.”


Digitaliseren

De ambities van Heijmans zijn groot. In 2030 willen zij geen CO2 uitstoten uit Scope 1 en 2 en in 2040 moet ook de uitstoot uit Scope 3 tot nul zijn teruggebracht.
“We moeten elkaar in de keten echt vinden en gesprekken voeren om te zien hoe we verder kunnen verbeteren”, vindt Nikki. “In de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat veel bedrijven wel een digitaal TMS hebben, maar dat koppeling met de Supply Chain Portal lastig is. Dat zorgt ervoor dat veel handmatig moet worden ingevoerd. Dat proces willen we nu samen met de Topsector gaan digitaliseren. Juist door gezamenlijk eenzelfde systeem te gebruiken, krijgen alle betrokken partijen inzicht en kunnen we verbeteringen doorvoeren.”

Bedrijven hebben elkaar nodig

Nikki: “Verduurzamen is een hele onderneming. Je moet ergens beginnen om de boel aan te zwengelen. Soms is het niet, of nog niet, mogelijk op te schalen, maar we moeten gewoon roeien met de riemen die we hebben. Daarbij hebben alle bedrijven in de keten elkaar nodig. Het is voor ons bijvoorbeeld heel belangrijk dat onze onderaannemers hun Scope 1 en 2 emissies helder hebben, omdat wij die weer nodig hebben voor onze Scope 3-rapportages. Laten we elkaar dus vooral verder helpen.”


Emissies voorspellen en meten

Vraag naar uitstootdata neemt toe

Als Roel Arts, kostendeskundige bij RHDHV, en Rutger Bijl, consultant bij Topsector Logistiek, vragen welke deelnemers voor hun werk CO2 of stikstof berekenen, gaat een aantal handen de lucht in. Als er vervolgens wordt gevraagd wie ook emissies meet, blijft er slechts een enkeling over. En die blijkt met zijn bedrijf betrokken bij het emissiemeetprogramma van de Topsector.
Waarom ze dit vragen? “De laatste tijd neemt de vraag naar uitstootdata steeds verder toe, bijvoorbeeld door CSRD”, weet Roel. “Dit zorgt voor extra werkdruk bij organisaties en functies die het er eigenlijk niet bij kunnen hebben.” Gelukkig zijn er manieren om daar slim mee om te gaan. “In de praktijk blijkt dat je voor het berekenen van de bouwkosten voor een groot deel dezelfde input nodig hebt als voor de stikstof- en CO2-berekening, zeker in de eerste stappen. Om dubbel werk te voorkomen, is het daarom beter om zoveel mogelijk gebruik te maken van de kostenraming voor het berekenen van de emissies.”

Rutger Bijl

Verbinding tussen kosten en emissie

De wens is dan ook om een verbinding te maken tussen de kostenraming en de emissieberekeningen. Dat zorgt onder andere voor tijdswinst en volledige en onderbouwde emissieberekeningen, die controleerbaar zijn. Daarnaast worden de ‘emissie-olifanten’, de excessen, inzichtelijk, waardoor je weet aan welke knoppen je moet draaien. Ook krijg je inzicht in de kosten van emissiemaatregelen, waardoor je die kunt afzetten tegen de duurzaamheidsdoelstellingen. Zo kun je ook sturen of kostenefficiënte emissiemaatregelen.

Direct inzicht

“De Emissievoorspeller die we met de Topsector hebben ontwikkeld, helpt bij die verbinding tussen de kostenraming en emissieberekening”, neemt Rutger het stokje over. “Je kan hiermee al in een heel vroeg stadium van je project zien wat de verwachte uitstoot van behelst. Vervolgens kan je, door een koppeling met AERIUS, ook direct inzicht krijgen in de stikstofdepositie en de stikstofruimte op je projectlocatie. Je geeft per project een inschatting van de inzet van materieel en de projectlocatie en krijgt dan inzicht in de totale emissies, de impact van de machines, een depositie-indicatie en de stikstofruimte. Je krijgt direct de melding of je project doorgang kan vinden met de huidige inzet van materieel of dat je aanpassingen moet doorvoeren.”

Roel Arts
Inspelen op stikstof- en depositieruimte

Het voordeel van deze tool is dat de berekening niet door een stikstofdeskundige gedaan hoeft te worden. Een kostenramer bijvoorbeeld, die toch al inzicht heeft in de inzet van materieel voor het maken van de begroting, kan het invoerwerk en de eerste emissieberekeningen doen en direct inzicht krijgen in eventuele stikstofknelpunten. Rutger: “De resultaten laten in één keer de emissie-olifanten zien en maken inzichtelijk waar het gaat knellen. Je weet daardoor direct aan welke knoppen je moet draaien. Je kan je ontwerp vervolgens aanpassen, zodat je wél binnen de stikstof- en depositienorm blijft. Dat werkt snel en eenvoudig en geeft je al in een vroeg stadium veel meer controle over je project. Het mooie is: het is een gratis tool die voor iedereen toegankelijk is.”

Ook direct weten wat de emissie en stikstofruimte van jouw project is? Ga naar de website van de Emissievoorspeller. Wil je meer weten? Dan kan je ook contact opnemen met Rutger, via rutger.bijl@topsectorlogistiek.nl.