Mogen wij u opnemen in ons bestand? Meld je hier aan.
zoeken

Aanmelden voor

Ronald Paul en Tjark Tjin-A-Tsoi: ‘Smoor innovatie niet in de kiem’

Aanmelden voor

Ronald Paul en Tjark Tjin-A-Tsoi: ‘Smoor innovatie niet in de kiem’

Ronald Paul en Tjark Tjin-A-Tsoi: ‘Smoor innovatie niet in de kiem’

De logistiek kent vele uitdagingen én een overkoepelend probleem: de publiek-private samenwerking die de sector en Nederland vooruit moet helpen, hapert door een gebrek aan daadkracht. Het gebrek aan innovatie is een bedreiging voor onze welvaart, aldus TNO-ceo Tjark Tjin-A-Tsoi en boegbeeld van de Topsector Logistiek Ronald Paul. Zij roepen de overheid en het bedrijfsleven op meer lef te tonen. ‘We zijn in Nederland niet in staat door te pakken. De executiekracht moet fors omhoog.’

16 december 2024

Leestijd ± 11 minuten

Ondergewaardeerd en onmisbaar – het besef dat de logistiek onze welvaart faciliteert, is er nauwelijks. ‘Als je er goed over nadenkt, is het wonderlijk hoe gesmeerd de logistieke machine loopt. Al die winkels en restaurants in grote steden, ze moeten allemaal worden bevoorraad. En dat gaat elke dag goed – zónder centrale sturing. Ook in miljoenensteden.’ Tjin-A-Tsoi , ceo van TNO, omschrijft de efficiënte werkwijze als een triomf van de logistiek. Maar er hangen donkere wolken boven de sector, vindt ook Ronald Paul, boegbeeld van de Topsector Logistiek. ‘Nederland behoort al jaren tot de wereldtop op het gebied van logistiek. We moeten ons serieus inspannen die positie te behouden.’
Sinds 2009 voert de overheid een topsectorenbeleid. Er zijn tien topsectoren waar Nederland in uitblinkt aangewezen, die met extra aandacht en investeringen de economie moeten versterken. Het doel is om kennisinstituten, bedrijfsleven en overheid binnen deze bedrijfstakken te laten samenwerken om innovatie te stimuleren. De topsectoren richten zich onder meer op chemie, food & agri en energie. En zo is er ook een Topsector Logistiek die zich richt op bestendige, duurzame en veerkrachtige logistiek. TNO is als kennispartner nauw betrokken bij alle topsectoren, met de Topsector Logistiek werden reeds zo’n 25 programma’s ontwikkeld.Tjin-A-Tsoi en Paul reflecteren op de vele uitdagingen van de branche die 14 procent van ons BNP vertegenwoordigt en waarin zo’n 1,3 miljoen mensen werken. Ze zijn het eens over wat er schort aan de publiek-private samenwerking die de sector en Nederland vooruit moet helpen: gebrek aan daadkracht. Een probleem dat niet alleen speelt in de logistiek, maar breder, zeggen ze tegen Johan Kerver, mt-lid van evofenedex, de ondernemersvereniging met ruim 10.000 leden in de handel & logistiek.

Wat zijn de grootste uitdagingen voor de sector transport & logistiek?

Paul: ‘Allereerst zorgen geopolitieke ontwikkelingen voor onzekerheid. Weliswaar is onze logistiek robuust. Zo merkten consumenten nauwelijks iets van de blokkade in het Suezkanaal in 2021, toen containerschip de Evergreen vastliep. Ook van de huidige spanningen in de Rode Zee is vooralsnog weinig te merken. Uiteindelijk kan de Nederlandse logistiek hier hinder van ondervinden. Ten tweede brengt de energietransitie naast de nodige kansen ook flink wat uitdagingen met zich mee. De logistiek speelt een sleutelrol bij die transitie, evenals bij het transport van de circulaire economie. We hebben het niet meteen morgen geregeld.’

Tjin-A-Tsoi: ‘Dat onze logistiek kwetsbaar is door geopolitieke spanningen komt niet uit de lucht vallen. Europa heeft het gros van de productiecapaciteit naar elders verplaatst. We zijn voor de productie, maar ook voor kritieke materialen die essentieel zijn voor de energietransitie, afhankelijk geworden van met name China. Tevens werpt de oorlog in Oekraïne een schaduw over ons land. Die kan nare gevolgen hebben voor de Rotterdamse haven en het wegennet. Vanuit veiligheidsperspectief moeten we ons hierop voorbereiden.

Ik signaleer meer uitdagingen. Allereerst zijn er volgens een recent TNO-rapport miljarden euro’s nodig voor infrastructurele investeringen. Alleen met verbetering aan wegen, bruggen, viaducten en spoorwegen kan de logistiek de verwachte groei van 20 procent doormaken. Zonder deze investeringen dreigt congestie, die de groei zal remmen. Ten tweede is er behoefte aan slimmere logistiek om het weggebruik efficiënter te maken. Die is er ook – met moderne ai-technologieën zoals autonoom rijden en nog betere planning en afstemming kunnen we met minder transportmiddelen méér vervoeren. Alleen komen dergelijke innovatieve oplossingen niet van de grond omdat onder andere regelgeving en milieuproblemen een barrière vormen. Grote uitdaging is tenslotte de duurzaamheidsambitie. De sector moet zowel groeien als verduurzamen. Maar het nastreven van deze conflicterende doelen gaat niet zomaar, het leidt al gauw tot stagnatie.’

Hoe urgent is de situatie?

Paul: ‘Ik zeg met nadruk dat het geen vijf voor, maar vijf óver twaalf is. Het kabinet focust zich momenteel op instandhouding van onze infrastructuur. Dat is goed om het achterstallig onderhoud weg te werken. Nederland moet echter ook fors investeren in uitbreiding en verbetering om de toekomstige groei en verduurzaming te faciliteren. Het gaat niet alleen om wegen, spoor en binnenvaart, maar ook om ons elektriciteitsnet. Dat is al overbelast en remt de bedrijvigheid en ons vestigingsklimaat Als we niet oppassen, slippen onze wegen dicht. Verschillende modellen geven aan dat we zonder investeringen straks van ’s ochtends tot ’s avonds in de file staan. De topsector zet zich in om de bestaande infrastructuur beter te benutten en te investeren in innovatie. Dit is hard nodig omdat de middelen voor daadwerkelijke nieuwe infrastructuur beperkt zijn.’
Tjin-A-Tsoi: ‘Ik constateer dat heel veel plannen door excessieve regelgeving, trage besluitvorming en beperkte experimenteerruimte niet van de grond komen. Dat is een groot probleem. Tegenwoordig kan elke stakeholder met de wet in de hand via de rechter zijn veto uitspreken. Denk aan onze ambitie om uit te groeien tot waterstofeconomie – de implementatie van het netwerk daarvoor loopt simpelweg te traag. Of neem de stikstofproblematiek. De wet is zo opgesteld dat het stikstofbelang alle andere belangen opzij drukt.’

Hoe steekt de Topsector Logistiek in elkaar en hoe kan deze topsector een bijdrage leveren aan de diverse uitdagingen?

Paul: ‘De Topsector Logistiek valt onder het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. We sturen op samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. En we zijn ook co-investeerder van de gezamenlijke programma’s. Het is daarbij cruciaal dat innovaties uiteindelijk landen bij het bedrijfsleven, anders heb je alleen een leuk rapport voor op de vensterbank.

We zijn erop gebrand om binnen de strikte wet- en regelgeving én de vaak beperkte financiële middelen oplossingen te zoeken waarmee we de sector kunnen verduurzamen en concurrerend houden. Zo zorgen we bijvoorbeeld met het programma Joint Corridors Off-road voor dat miljoenen containers niet meer via de weg, maar per spoor of via de binnenvaart worden vervoerd. Ook TNO is hierbij betrokken. We ontwikkelden tevens een meetprogramma voor de bouwsector in de strijd tegen de stikstofproblematiek. Op bouwplaatsen ontdekten we dankzij real-time meetprogramma’s dat bouwmaterieel veel minder in gebruik is dan gedacht. Terwijl modellen uitgingen van continue belasting, was het in werkelijkheid enkele uren per dag. De inzichten leidden tot een bijstelling van 30 procent reductie van de geschatte stikstofuitstoot. Gemeenten hanteren inmiddels deze berekeningen bij het beoordelen van bouwvergunningen. Dit opent deuren voor projecten die voorheen waarschijnlijk waren vastgelopen.’

Waarom is TNO partner van de Topsector Logistiek?

Tjin-A-Tsoi: ‘Het doel van topsectoren is om een krachtig instrument te zijn om sterke industrieën en sectoren een push te geven. Het sluit aan bij onze missie om de innovatie naar een hoger niveau te tillen. We werken met alle tien topsectoren samen. Met de Topsector Logistiek hebben we zo’n 25 programma’s lopen. We ondersteunen bij innovatie, doen onderzoek naar zaken die interessant zijn voor de sector, en helpen ook bij “orkestratie” – het bij elkaar krijgen van verschillende partijen om projecten te kunnen draaien.’

Wat kan er beter aan de privaat-publieke samenwerking?

Tjin-A-Tsoi: ‘De executiekracht moet fors omhoog. We zijn in Nederland niet in staat door te pakken. Door de soms beperkte beleidsruimte lukt het niet verschillende belangen tegen elkaar af te wegen. Dat zou wel moeten. Er zijn situaties waarin we prioriteiten moeten stellen. Hoewel we een goede strategische ligging hebben en beschikken over de juiste kennis en middelen, blijft er door het gebrek aan executiekracht en integraal beleid veel liggen. Landen die daartoe wel in staat zijn, denk bijvoorbeeld aan Zuid-Korea, maken een enorme groei door.’
Paul: ‘Ik ervaar eveneens dat de slagkracht terugloopt. Dat komt tevens doordat het kennisniveau bij diverse ministeries terugloopt en de besluitvorming daardoor te voorzichtig is. Als topsector kunnen we het ambtenarenapparaat bijstaan om die kennishiaten op te vullen. Ook willen we graag iets doen aan de negatieve beeldvorming rondom de logistiek. Het is zorgwekkend dat er bij talkshows op tv ongefundeerde kritiek wordt geuit door mensen zonder kennis. Zo leeft er in de samenleving onvrede over de zogenaamde verdozing, een lelijk woord dat verwijst naar de bouw van grote distributiecentra langs snelwegen. In werkelijkheid gaat het om slechts 0,14 procent van de buitenruimte. Dat lijkt meer omdat de gebouwen vooral langs de snelweg staan – locaties die wenselijker zijn dan in de stad. Er is nog een belangrijke nuance: deze centra bedienen voor bijna 75 procent de Nederlandse consument. Het betreft dus niet alleen maar internationale doorvoer, zoals vaak wordt gedacht.

Is de huidige publiek-private samenwerking voldoende robuust om innovatie op peil te houden?

Tjin-A-Tsoi: ‘Het moet vele tandjes beter. Naast het vergroten van de executiekracht, geven we in Nederland te weinig uit aan innovatie. Momenteel steken we ongeveer 2,3 procent van het BBP in innovatie, terwijl dat volgens de Lissabonnorm minstens 3 procent zou moeten zijn. Dat komt neer op zo’n 7 miljard euro. En dat ieder jaar. Niet alleen de overheid maar ook het Nederlandse bedrijfsleven geeft relatief weinig uit aan innovatie. We kunnen bedrijven dat niet kwalijk nemen. Zo is het Nederlandse investerings- en ondernemersklimaat de afgelopen jaren niet verbeterd. Veel grote bedrijven met R&D-afdelingen zijn vertrokken. Het gros van de uitgaven aan R&D wordt gedaan door de drie grootste bedrijven.’

Wat zou uw boodschap zijn aan grote bedrijven?

Tjin-A-Tsoi: ‘Maak R&D een nadrukkelijker onderdeel van je bedrijfsstrategie, anders word je straks ingehaald. Een relatief klein deel van het Nederlandse bedrijfsleven innoveert stevig, terwijl het gros van de bedrijven al decennia te weinig innoveert. Dit zie je terug in de lage productiviteitsgroei in bepaalde sectoren. Op de lange termijn is dit een bedreiging voor onze welvaart. We moeten over de volle breedte van de Nederlandse economie, inclusief het mkb, werk maken van het vergroten van de innovatiekracht.’

Welke rol kan de overheid spelen bij het stimuleren van innovatie?

Tjin-A-Tsoi: ‘De overheid kan een belangrijke aanjager zijn. Het probleem is dat de procedures voor overheidssubsidies vaak erg lang en ook wel onnodig lang duren. De lead time is te lang voor snelle innovaties. Als het geld voor innovatie beschikbaar komt, soms pas na drie jaar, is de markt en dus ook de concurrentie al vele slagen verder. Ook Europese subsidieaanvragen zijn trouwens een forse uitdaging om in te dienen.’
Paul: ‘Inderdaad, de governance rondom stimuleringsmaatregelen past niet bij het snelle karakter van innovatie. De complexiteit van subsidieaanvragen werkt niet voor de kleinere bedrijven. Een mkb’er kan zich geen ton veroorloven om een voorstel in te dienen. Die maakt zich druk over de cashflow van volgende week.’
Tjin-A-Tsoi: ‘Je zou willen dat financiële middelen sneller beschikbaar zijn en dat die ook in risicovollere projecten worden gestoken. Maar dat strookt niet met de risicoaversie van de overheid, die doelmatig en wetmatig met belastinggeld moet omgaan. Je kunt je afvragen of de overheid wel de enige partij moet zijn, of dat we ook moeten kijken naar andere private partijen.’

Hoe kan privaat kapitaal innovatie stimuleren?

Tjin-A-Tsoi: ‘In Nederland steken we traditioneel veel geld in academisch en fundamenteel onderzoek. Maar dat is slechts het begin van de innovatieketen. Er zit een groot gat tussen onderzoek en het creëren van bedrijven die de nieuwe economie vormgeven. Dat heet de Valley of Death – veel veelbelovende technologieën stranden door gebrek aan geld. Venture capital speelt hierbij een rol. Maar Nederland is, net als heel Europa, zwaar ondergekapitaliseerd op het gebied van venture capital in vergelijking met de Verenigde Staten. Het grootste kapitaal van Nederland zit vast in risico- averse pensioenfondsen. Een deel van die 1.600 miljard euro zou beschikbaar moeten worden gemaakt voor risicovollere investeringen. TNO heeft als nieuwe strategie meer samen te werken met venture capital en pensioenfondsen, zodat startups kunnen doorgroeien. Zo ondersteunen we nu ook startups buiten de organisatie. Het doel is een gunstiger klimaat te scheppen voor startups én scale-ups, die zowel kapitaal als kennis nodig hebben.’

Wat zou u willen veranderen om de innovatiekracht in Nederland te versterken?

Paul: ‘Dat we meer lef tonen. Het is een boodschap aan zowel de overheid als het bedrijfsleven. Ik denk bijvoorbeeld aan het groeifondsvoorstel Digitale Infrastructuur Logistiek. Lange tijd lukte het niet goed om het mkb in beweging te krijgen, nu lijkt daar eindelijk meer momentum voor te komen.’
Tjin-A-Tsoi: ‘Ik pleit voor wetgeving die voldoende “regelruimte” biedt, zodat innovatie niet in de kiem gesmoord wordt. Illustratief is de ontstaansgeschiedenis van Silicon Valley. In de jaren ’70 was daar geen bruisend ecosysteem met startups en innovatieve hubs. Dat veranderde toen de zogenoemde prudent man rule die voor pensioenfondsen gold, werd afgeschaft. Volgens deze regel mochten pensioenfondsen niet investeren in risicovolle beleggingen. Plotseling kwam er een aanzienlijke som geld vrij voor wat men venture capital is gaan noemen. Het gaf een enorme boost aan de ontwikkeling van Silicon Valley. Natuurlijk speelden er andere factoren mee. Ook realiseer ik me dat pensioenfondsen eigen verantwoordelijkheden hebben. Maar een discussie over het wegnemen van barrières om innovatie en groei te stimuleren, lijkt me zinvol.’

Bron: Interview door Johan Kerver – Gepubliceerd in Management Scope 09 2024